Als we vanmorgen opstaan, zijn de weergoden duidelijk in staking gegaan. Geen zon vandaag, wel eentonig grijs en druilerige regen. We laten ons echter niet kennen. Snel nog even inkopen doen (we kopen zelfs eten voor een picknick) en weg zijn we: onze eerste dag ‘on the road’.
Het begint goed: we rijden door Stanley Park, over de Lion’s Gate Bridge en tenslotte de Highway 99 op. Highway, dan denk je autosnelweg. Wel, dit moet even genuanceerd worden: de maximumsnelheid bedraagt meestal tussen 60 en 80 km per uur, er is langs de hele weg een fietspad en de uitritten dragen de naam van een straat.
De Highway 99 slingert zich romantisch langs de Canadese kust ten noorden van Vancouver. Ze noemen hem niet voor niets de ‘Sea to Sky Highway’. De vergezichten moeten prachtig zijn in kleur (zee en eilanden aan de ene kant, hoge bergen aan de andere). Helaas, we moeten tevreden zijn met de versie in grijstinten: overal hangen lage wolken waardoor de kleur uit het landschap verdwenen lijkt.
Na een paar kilometer zien we de afslag ‘scenic drive’. Dat is iets voor ons! Zonder ons al te veel vragen te stellen, rijden we de snelweg af en beginnen aan een serieuze klim richting bergtop. Geen nood: de wegen zijn goed, de bochten en de rijstroken breed. Helaas, na zo’n 15 km stopt de weg: het bleek de (extreem lange) oprit van het Cypress Mountain Resort. No worries, we keren gewoon terug. Maar dan begint onze gps vervelend te doen: vraagt die ineens een pincode terwijl we die tot nu toe niet nodig hadden. Wat nu? Even bellen naar Avis, daar moeten ze ons kunnen helpen. Klein probleempje: we zitten zo ver van de bewoonde wereld dat er geen gsm-signaal is. Gelukkig is er maar een weg naar beneden, dus daar kunnen we niet veel aan misdoen. Halfweg de berg proberen we nog eens, en ja hoor, het lukt. Opnieuw een probleem dat van de baan is.
Intussen maken de weergoden zich ginder boven behoorlijk boos: het begint alsmaar harder te regenen. Daar gaat onze geplande hike over idyllische paden, zo zot zijn we nu ook weer niet. Dan maar een indooractiviteit zoeken. Midden de Canadese bossen is dat geen sinecure, maar gelukkig dient zich het Britannia Mining Museum aan .
Museum is misschien wat overdreven: het is een oude kopermijn die je met een gids kan bezoeken. Met een oud mijntreintje rijd je een eind de berg in en daar krijg je uitleg en demonstraties over hoe men daar gewerkt heeft van 1904 tot 1974. Best interessant. Je kan dan ook de Mill bezoeken (de molen) waar de brokstenen via allerhande bewerkingen vermalen werden tot poeder, waaruit men dan het koper kon halen. Verder is er in de oude gebouwen een film te zien en kan je oude machines, foto’s, getuigenissen,… bekijken. Echt wel de moeite.
Na ons bezoek rijden we terug verder. Ineens een afslag: ‘Point of Interest’. Het blijkt te gaan over de Shannon Falls, een enorme waterval die zich vanuit de bergen naar beneden stort. Vandaag nog net dat tikje mysterieuzer doordat je de top niet kon zien door de mist en het water dus uit het niets naar beneden leek te vallen.
Nog wat verder Squamish, een charmant houthakkersdorp (althans volgens de reisgids; wij vonden het een beetje tegenvallen).
De dag is intussen aardig opgeschoten en dus besluiten we om door te rijden naar Whistler, onze eindbestemming. Whistler is een heel grappig bergdorp. Het werd speciaal gebouwd voor de Olympische winterspelen van 2010 en geldt als een model skioord. Het centrum is verkeersvrij en doet een beetje denken aan Disneyland voor volwassenen: alles mooi aangelegd, gezellig, schattig, … alleen een tikkeltje artificieel. Maar wie maalt daarom?
Ons hotel is een heel hip wintersporthotel (maar dan nu in zomerversie) en kijkt uit op het golfterrein van Whistler. Stel je voor: een golfterrein midden in een bergdorp waar nauwelijks plaats is voor een grasveld. Het is dan ook volledig omringd met netten (een stuk hoger dan ons hotel dat vier verdiepingen telt) om te vermijden dat de golfballen in heel Whistler terechtkomen. Rare jongens, die Canadezen!