Vannacht heerlijk geslapen, mét een dekentje. De lucht vanmorgen was knisperend fris, een heel verschil met de woestijnlucht van ervoor. Eerst nog wat boodschappen doen in Jackson. Dat is pas een levendig stadje: veel volk, veel winkeltjes en eindelijk een supermarkt waar ze echt stokbrood verkopen. Tot nu toe vonden we overal redelijk geslaagde lookalikes, maar de illusie ging verloren van zodra je op de korst duwde: veel te zacht. Vandaag dus de krokante versie.
Van Jackson ging het naar het Grand Teton National Park. Spreek uit: T’hie t’hon. En ja, voor de mensen met perverse gedachten, het betekent precies wat jullie denken. Het is naar het schijnt een van de mooiste parken, en we kunnen dat alleen maar beamen. Het lijkt een grote, langgerekte postkaart: weiden met bloemetjes, idyllische paadjes, bruisende bergrivieren die zich naar beneden storten, dromerige meren die de grote gletsjerpieken weerkaatsen… Waren we gisteren Eden niet voorbijgereden (220 inwoners trouwens, er is dus nog veel plaats) dan zou ik hier wel mijn rijstpap met gouden lepeltjes willen opeten.
We besluiten ons aan een wandelingetje te wagen: een tochtje van 1,6 mijl (2,6km) enkel, dat moet lukken. Alleen misrekenen we ons wel een beetje. Eerst en vooral is het mooie paadje van in het begin verderop een droge bedding van een winterstroompje, bovendien doen we de wandeling op de middag -en dus weer op het heetste moment van de dag, toch weer goed voor eind de 30 graden- en de lage luchtdruk ontneemt ons de broodnodige zuurstof. We doen er dus iets langer over dan voorzien, maar het is wel de moeite.
Daarna rijden we door naar onze volgende verblijfplaats. Daarvoor moeten we al een eind door Yellowstone, dus we krijgen al een voorsmaakje van wat ons morgen wacht. Het zal weer meer dan de moeite zijn. De rest van de weg loopt tussen de bergen door een brede groene vallei, met daarin een kronkelend riviertje dat vrolijk voortkabbelt.
Onze verblijfplaats ligt in Montana, op zo’n 35 mijl van Yellowstone. We logeren in 320 Guest Ranch, een oude paardenranch die nu herbouwd is tot vakantieverblijf, al houden ze nog altijd paarden. Het is prachtig gelegen, in een vallei tussen groen beboomde berghellingen. Het geheel bestaat uit een aantal grote en kleine blokhutten. Onze kamer is een echte ‘log cabin’, een huisje gemaakt van boomstammen, met een ‘porch’ ervoor. We kijken uit op een immense wei met paarden in de verte, en daarachter bergen. Het klinkt vrij primitief, maar gelukkig is ons hutje binnenin aangepast aan onze moderne eisen.
Voor het eerst hebben we hier in een restaurant gegeten waar alle glazen ook echt uit glas bestaan. Meestal zijn de waterglazen van plastic, heel soms zijn alle glazen en tassen uit kunststof. Heel raar als je dan zo’n pint met een oor (genre Hoegaarden) oppakt en dan blijkt die niets te wegen. En als je pech hebt, eet je zelfs van plastieken borden. Maar dit keer dus niet!