Al voor 9 uur zijn we weer op weg, richting Koman. Het verkeer in Tirana is een echte heksenketel. Iedereen wil iedereen aftroeven om toch maar de eerste op de rotonde te zijn of af te slaan, pure horror. Het verkeersreglement wordt enkel gezien als een suggestie die niemand lijkt aan te spreken. Er zijn weinig of geen parkeerplaatsen voorzien langs de hoofdbanen, maar ook daar maakt niemand een probleem van. Wie wil stoppen doet dat gewoon, om het even waar en liefst gewoon midden op de rijbaan. Gelukkig is Hans op dat vlak zeer stressbestendig en we laveren ons uit de chaos richting supermarkt om wat eten en drinken in te slaan voor de komende dagen.
Daarna gaat het richting Shkoder, via de autosnelweg. Enfin, de Albanese versie ervan: een rijstrook op, een rijstrook af en overal langs de weg baanwinkels (ontzettend veel meubels) en restaurantjes.
Na een tijd volgt een paar kilometer die lijkt op onze autosnelweg, maar er staan villa’s langs de baan en hun oprit geeft rechtstreeks uit op de autoweg.
Rond de middag verlaten we de hoofdbaan en rijden we richting het water dat we op onze kaart zien staan. Het is de Drim River, zoals het water heet, waar we picknicken in de schaduw van een boom en dan op een heerlijk terrasje (schaduw en een windje) nog iets drinken.
Daarna gaat het verder, richting Koman. Het eerste stuk loopt door een waterrijke vlakte waar veel landbouw wordt gedaan, maar dan draaien we uiteindelijk toch de bergen in. Hans heeft het niet zo begrepen op hoogtes, dus ik neem het stuur over en Hans wordt assistent. Alleen is de assistent zo gestresst van de hoogte, dat hij niet op de gsm kan/wil kijken die fungeert als gps. Hij verzekert mij dat we rechts moeten op de splitsing en we rijden het hooggebergte in, kronkelend langs adembenemende vergezichten. Op een bepaald moment stuurt de gps ons naar rechts, waar na een paar km de baan stopt en een hobbelige grindbaan door het bos wordt. Ik zie het niet zo goed zitten om daarin te rijden en kijk voor de zekerheid toch zelf eens op de gps. Wat blijkt: we moesten helemaal niet naar rechts, wel rechtdoor. De 14 km die we al gekronkeld hadden, moesten we weer helemaal terugkronkelen (stress voor Hans!!).
Uiteindelijk zitten we dan toch op de goede weg, die zich ook door de bergen slingert, alleen is het wegdek abominabel. Of het nu versleten tarmac is, grind, losse stenen of zand, een ding hebben ze allemaal gemeen: diepe putten, wegverzakkingen van soms een halve meter, een gehobbel en geschok van jewelste. Om een idee te geven : voor een afstand van 17 km rekende de gps 40 minuten, en dat hebben we zelfs niet gehaald. Een voordeel: alle verkeer – en er is er gelukkig niet te veel – rijdt supertraag.
Na meer dan een uur zwoegen en zweten over de putten, komen we eindelijk aan in een klein paradijsje. Een steile weg vol losse stenen brengt ons tot bij een woonhuis, maar ons logement ligt zelfs nog iets dieper, vlak aan het meer van Koman. Het zicht is adembenemend. Over ‘a room with a view’ gesproken!