Met pijn in het hart verlaten we Sinaia, klaar voor een nieuw avontuur. Onze eindbestemming is Piteşti, maar we maken een ommetje via Bran, want daar woont Dracula. Als we vertrekken, begint het meer en meer te overtrekken, en we verlaten de Karpaten met een grijze lucht. Het eerste deel is dezelfde weg als waarlangs we gekomen zijn, maar in Raşov gaat het de andere kant uit. Terwijl we Bran naderen wordt het almaar duisterder en als we daar aankomen, begint het zelfs een beetje te druppelen. Gelukkig is het niet koud. We picknicken in de lichte motregen en begeven ons dan naar het kasteel, klaar om te griezelen.
Het kasteel van Dracula is meer dan een beetje toeristisch uitgebaat. Vooraleer je het domein kan betreden, moet je over een toeristisch marktje waar je alle Draculamerchandising die je kan bedenken kan kopen. Een beetje jammer, maar soit.
Eerst even een ticketje kopen, voor het eerst niet aan een hokje met verkoper, maar aan een aantal betaalautomaten, die ons in het Nederlands bedienen van zodra onze betaalkaart is ingegeven. Een behoorlijk steile klimpartij later is het nog even aanschuiven en dan mogen we naar binnen.
We hadden ons aan een duister en griezelig kasteel verwacht, maar het was er eigenlijk alleen maar schattig en gezellig: overal trapjes, deurtjes, balkonnetjes,…
Op zolder hadden ze hun best gedaan om wat legendes tot leven te wekken aan de hand van projecties, maar dat was zo knullig gedaan dat het weer grappig werd.
Als onze toer door het kasteel erop zit, is het aan het regenen. We gaan dan toch even schuilen in ‘the haunted castle’ op de markt, maar laten het superdrukke Bran dan met plezier achter ons.
Hans rijdt het centrum uit, en dan wisselen we net op tijd, want we moeten de bergen in -en over- en dat zullen we weer geweten hebben. Hans krijgt het fototoestel, maar foto’s nemen lukt niet zo goed: hij is te druk bezig met zich vast te houden in de bochten en te proberen de vergezichten te negeren. Vooral dat laatste is niet evident, want de streek is prachtig en de uitzichten dus navenant. Helaas, amper foto’s, behalve wanneer ik dan toch – na het spannendste stuk – een parking opdraai om er zelf een paar te nemen. De zon is er intussen doorgekomen en de temperatuur stijgt tot eind 20 graden.
Na de bergen volgt een lange, platte en zeer drukke weg door een gebied met wat industrie (we passeren de Dacia fabriek) en landbouw. We zien links van ons een gigantisch onweer tot ontwikkeling komen, maar rijden gelukkig aan de rand. We passeren wel op plaatsen waar het duidelijk heel hard geplensd heeft, maar daar ontsnappen we dus aan.
Eindelijk bereiken we Pitesti. Op de vlakke baan heeft Hans gelukkig het stuur overgenomen, want de stad binnenrijden is verschrikkelijk: iedereen rijdt door elkaar en doet maar wat. We moeten bovendien voortdurend switchen van richting om ons hotel te bereiken. De stad voelt chaotisch en weinig gastvrij aan: veel verkeer, uitgewoonde huizenblokken,… Niets om blij van te worden. De temperatuur is inmiddels naar boven de 30 gestegen, en het is hier drukkend warm.
We vinden ons hotel La Strada, en eenmaal binnen worden we gelukkig wel blij. Een leuke en zeer moderne kamer, met airco. Na een halfuurtje afkoelen en uitrusten, hebben we weer zin om de stad te verkennen. En wat blijkt: achter ons hotel ligt een voetgangerszone met een park en fonteinen, leuke gebouwen, … In het park staan zelfs minihuisjes waarin mensen zitten te schaken. Het blijkt wel degelijk een mooie stad te zijn, alleen hadden we ze van de foute kant binnengereden.
We installeren ons ’s avonds in een hip restaurant om de hoek, waar Hans de grootste gin-tonic ooit bestelt, voor geen geld: het is een wonder dat er nog Roemenen zijn die geen drankprobleem hebben. Omdat de temperatuur nu eindelijk redelijk wordt, blijven we zitten met nog een extra drankje, waardoor ik dit nu zit te schrijven met zicht op park en ondergaande zon, en met een verfrissende ‘frozen mint en lemon’ voor mijn neus. Ik kon het slechter treffen.