De verovering van Gjirokaster – 16 juli

Na onze kilometerexpeditie van gisteren, kiezen we vandaag voor een rustiger dagje: een bezoekje aan Gjirokastër, op amper 30 km hiervandaan, en vooral… met een fantastische, brede baan door de bergen, waardoor je zowaar gemiddeld 60 per uur haalt. Even in 5de versnelling, het is een belevenis.

Google maps brengt ons probleemloos waar we zijn moeten. Enfin, probleemloos? Je ziet wel hoe je moet rijden, maar je hebt geen idee van de hoogteverschillen. Als Google ons naar rechts stuurt, sla ik braaf af. Eerst een beetje naar omhoog, maar dan…een steile helling, geen idee hoeveel procent, maar ten opzichte van een grondvlak minstens tussen de 40 en de 50 graden. Absurd gewoon. Alleen, ik kan nergens opzij, ik kan nergens keren en er is nergens een vlakker stuk, ik kan alleen maar in eerste blijven gas geven in de hoop ooit boven te geraken. Een paar lichte bochten – er lijkt gewoon geen eind aan te komen – en heel wat gevloek van mijn kant verder, rijdt er plots een auto voor me, stapvoets, hij geraakt amper boven. Er zit voor mij niet anders op dan te stoppen, op die helling. ‘Steek hem voorbij’, zegt Hans. Maar het is in een bocht, ik zie dus niet of er een wagen van de andere kant komt. Nu ja, blijven staan is ook geen optie. Ik slaag erin om zonder achteruit te bollen de auto weer in beweging te brengen, en steek in de bocht voorbij. Soms moet je gewoon wat geluk hebben. Achter de bocht, een wegversperring, want daar begint de voetgangerszone van het overigens zeer pittoreske oude stadsdeel. Ik stop, zet mijn handrem op en weiger nog een meter verder te rijden. Als Hans het daar ook niet ziet zitten, so be it, ik hou ermee op. Gelukkig ziet Hans het wel zitten, al moet hij er precies toch even over nadenken. Hij slaagt erin om de wagen te keren en we rijden stapvoets terug naar beneden en zoeken daar een parkeerplaats.

Dan maar te voet naar boven: een stevige klim van 40 minuten, maar alles liever dan nog eens met de wagen. Boven blazen we eerst even uit op het eerste terras dat we tegenkomen en verkennen dan de stad. Op de top van de berg staat het kasteel van Gjirokastër. Dat moeten we gezien hebben.

Het is nog even hoger klimmen langs een steil pad met trappen, maar we geraken er. Het kasteel is echt de moeite. Gebouwd in de 11de/12 de eeuw door de Ottomanen om de stad te beschermen, is het nu een symbool voor de patriotten die Albanië eeuwen later hebben bevrijd van de fascisten en de nazi’s. Het kasteel is verrassend goed bewaard: het is enorm groot en wat vooral leuk is, je mag werkelijk overal komen. Hier en daar staat een bord met ‘kujdes’ (opgelet!) maar dat is het dan ook. Geen afsluitingen, geen hekkens, geen verboden delen… enkel een paar grappige bordjes, zoals ‘verboden op het muurtje te lopen’ aan de tientallen meters hoge omwallingsmuur, en de mededeling ‘gelieve het kasteel enkel te verlaten via de uitgang’.

Als we het hele kasteel gezien hebben, slenteren we naar beneden naar het gerestaureerde deel van de oude bazaar, die nu gevuld is met restaurantjes en souvenirwinkeltjes. Langs de weg zitten ook mensen die kant haken en stenen kappen, en het resultaat van hun noeste handenarbeid verkopen.

We springen een restaurantje binnen met airco, want de temperatuur is intussen gestegen tot 37,5 graden. Buiten eten is echt geen optie. We eten daar heerlijke gehaktballetjes (Qofte) met een salade en verfrissend zelfgemaakt pruimensap. Lekker!

Vanmorgen dachten we nog op de terugweg Tepelene te bezoeken, maar de hitte brengt ons naar ons hotel: Lord Byron. Daar is immers een koel zwembad, en door de hoogte waait er ook een briesje dat de temperatuur draaglijk maakt. Een namiddagje luieren aan het zwembad dan maar, er zijn ergere dingen in het leven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *