Hoogtemeter-wandeling

Maandag, wandeldag. Oorspronkelijk was het de bedoeling naar het Qafe Shtames nationaal park te gaan, een natuurpark in de buurt. Onze gps leert ons dat het op amper 21 km ligt, maar ook dat we daar 44 minuten gaan over rijden, en dat is dan nog als we overal de maximum snelheid rijden, wat onmogelijk is. Een uurtje heen en een uurtje terug dus. Als we dat kunnen vermijden, graag. Op zoek dus naar een alternatief.

Op een vijftal km van het hotel blijkt er ook een natuurpark te zijn: Park Droja. Volgens internet de ideale plaats om met het gezin te gaan wandelen of picknicken. Zie je het voor je? Een paar bankjes onder de bomen, wat waterpartijen, kleine weggetjes door het park,… Hier hebben ze echter andere ideeën over hoe een park eruit ziet.

Wij op weg. Het eerste deel over de asfaltweg, maar al snel slaan we een regionale weg in. En die is zoals alle regionale wegen hier: ongeasfalteerd, onwaarschijnlijk steil, met putten en massa’s losse keien. De afdaling gaat zeer traag, maar gestaag. Bij elke stap dreig je immers een meter naar beneden te schuiven over de losse stenen. Maar we komen er. De natuur is, zoals overal hier, indrukwekkend. Hoge pieken, een bron langs de weg, overal kabbelend water,…

Uiteindelijk bereiken we de rivier in de diepte, of tenminste dat wat er van overblijft in de zomer. De keienbedding is enorm, het riviertje dat erin loopt, superschattig. Hans zwiert onmiddellijk zijn schoenen uit en valt er bijna in door de stroming.

Is het de kou van het water, is het de enorme snotvalling waar hij al een dag of twee mee rondloopt? Geen idee, feit is dat hij hoofdpijn krijgt. Gelukkig heb ik Dafalgan bij en kunnen we schuilen voor de felle zon onder een half ingestorte brug.

De bruggen over de Dorja zijn de moeite: een oude stenen brug (type middelleeuwen) is zo goed als verdwenen, op de buitenste steunpilaren na. Daarna hebben ze een betonnen brug ernaast gebouwd, maar deze is half ingestort, en dan hebben ze de buitenste pilaren daarvan gebruikt om een ijzeren brug te bouwen met een houten vloer die op zijn beurt al niet meer in opperbeste staat verkeert, dus hebben ze daar dan weer balken op gelegd op de breedte van autobanden. Je ziet het, overal avontuur.

Enfin, we besluiten in de schaduw te blijven tot Hans zich wat beter voelt en daar ter plekke te picknicken. Terwijl we aan het eten zijn, horen we plots hoefgetrappel op de brug boven ons: een koe huppelt er vrolijk over, gevolgd door een man die haar waarschijnlijk naar een ander stuk grond brengt. Na een tijdje keert de man terug, passeert bij ons onder de brug en groet verlegen. Vijf minuten later zien we dezelfde man terugkomen: hij brengt ons drie tomaten en twee komkommers uit zijn tuin. Hoe lief is dat! Helaas kunnen we niet echt met hem praten door de taal, en voor hij verdwijnt kan ik nog net in mijn beste Albanees ‘falëminderit qum’ zeggen (fallemindeerit tsjoem) wat hartelijk bedankt betekent.

Net als we aan het overleggen zijn of we nog wat blijven of aan de terugkeer beginnen, dendert er een zware pickup over de brug, die even later gezwind de rivierbedding inrijdt. Het is even schrikken als we de chauffeur zien: een ventje van hoogstens 12 jaar die als een taxichauffeur met dertig jaar ervaring over de keien scheurt.

Intussen is de hoofdpijn verdwenen en gaan we weer op pad. De vijf km die we daarnet steil naar beneden stapten en gleden, moeten we nu terug naar boven klimmen, tot op de top van de berg waar Kruje ligt. Zo gezegd, zo gedaan. Gelukkig zitten we niet heel erg ver van de zee (we kunnen ze heel in de verte zien liggen). Hierdoor steekt er vanaf de middag – door de snelle opwarming van het land – telkens een stevige wind op vanaf de zee. Die zorgt er voor dat we tijdens het klimmen niet oververhitten. Bovendien is de zon intussen verder doorgeschoven, waardoor we wat meer kunnen genieten van de schaduw.

Voor we het weten staan we weer op de asfaltweg: iets verder hadden we vanmorgen een terrasje gezien en we hadden onszelf beloofd daar op de terugweg te stoppen voor een drankje. En ja, belofte maakt schuld. Dus installeren we ons op een van de mooiste terrasjes tot nu toe, in de schaduw van een notelaar en een vijgenboom. Een drankje voor mij, twee koffies voor Hans en voor elk een ijsje en we zijn weer weg.

Twintig minuutjes later zijn we terug in ons hotel, waar we elk op onze manier genieten van ons exploot: Hans op bed in de airco, met Netflix op de gsm, ik op het terras met een boek.

De ideale combinatie van inspanning en rust 😉

En hier zit ik dus deze blog te schrijven, op het dakterras van het Panorama Hotel. Het heeft zijn naam niet gestolen

1 reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *