We staan op … en de zon schijnt weer op volle kracht. We zijn alweer vroeg uit de veren en zijn dus ook weer snel op pad. Eerst boodschappen doen voor de picknick en dan op weg naar Shirokë. Onderweg stoppen we nog even bij een Spar in de hoop daar ijsblokjes te vinden om onze koeltas te koelen: helaas, vergeefse moeite: we kopen dan maar twee zakjes diepvriesmaïs, die zullen de boel ook wel koud houden.
Aan de achterkant van de Spar worden we voor het eerst geconfronteerd met extreme armoede: een sloppenwijk, zo te zien van Roma’s. Toch wel even slikken, vooral omdat er aan de andere kant van diezelfde winkel een chique buitenwijk ligt.
We rijden door tot aan het meer, waar we even genieten van het prachtige uitzicht, en dan weer verder naar Kukës.
Onderweg rijden we nog even Lehze in, een druk en levendig stadje, maar parkeerproblemen zorgen ervoor dat we toch weer doorrijden. Volgens de kaart passeren we Rubik, een stadje aan het water, dus dat lijkt de ideale picknickplek. Zo gezegd, zo gedaan: we rijden van de snelweg af in Rubik en vinden een parkeerplaats én een toegang tot de rivier, alleen: intussen is het zo hard beginnen waaien – een heuse stormwind – dat we toch maar gewoon in de auto blijven zitten.
En dan gaat het weer verder langs de snelweg. Dit keer wel 2×2 rijbanen op een nieuwe weg die zich op onwaarschijnlijke manier door de bergen slingert. De vergezichten zijn om duimen en vingers van af te likken, al zal Hans daar waarschijnlijk anders over denken. Albanië met hoogtevrees, het blijft een moeilijke combinatie. Het leukste stuk voor hem was een zeer lange tunnel : die had wat hem betreft, mogen blijven duren. En morgen…rijden we deze weg grotendeels opnieuw, maar in de andere richting.
Uiteindelijk mogen we in Kükes de snelweg verlaten. Dit zou het meest authentieke deel van Albanië moeten zijn, maar ofwel hebben we het foute stadsdeel gezien, ofwel is Kükes al ongelooflijk geëvolueerd, maar het is een beetje een ontgoocheling. Ook het weer werkt niet echt mee. De temperatuur is gedaald naar zo’n 15 graden, de lucht is donkergrijs en het waait nog altijd keihard.
Zo’n 20 km – en heel veel putten in de weg – verder vinden we onze guesthouse: Bujtina Gjana. Bujtina betekent guesthouse, en Gjana is de naam van de familie. We worden hartelijk ontvangen door de heer des huizes en zijn dochter Jona die gelukkig Engels spreekt.
We maken nog een wandelingetje op het erf en de nabijgelegen berg en als we terugkomen worden we uitgenodigd voor koffie en thee in hun living. We moeten in de zetel gaan zitten, krijgen een bord komkommer uit de tuin voorgeschoteld en een zelfgestookte raki aangeboden. Intussen communiceren we met meneer met handen en voeten en met de dochter in het Engels.
Er komen straks nog Albanese en Tsjechische gasten. Het belooft een boeiende maaltijd te worden.