Na een nacht vol beukend windgeweld, staan we vanmorgen op onder een stralende zon, alsof er niets gebeurd is.
Voor vandaag staat Sossusvlei op het programma. We rijden naar Sesriem waar we het Namib-Naukluftpark inrijden, en vandaar 65 km ‘tar’-baan volgen tot aan de parking. De route is onbeschrijflijk mooi: we rijden door een enorme vlakte, langs alle kanten heel in de verte begrensd door bergen. Deze gaan langzaamaan over in oranjerode zandduinen.
De hele ‘Namib Sand Sea’ is uitgeroepen tot werelderfgoed, en daar is een reden voor. Het decor is werkelijk prachtig. Alsof het landschap op zich nog niet voldoende is, passeren we hier een daar een eenzaam gnoetje, een kudde springbokjes, een struisvogel, een spiesbok, nog een spiesbok… die over het land zwerven. Alsof een of andere regisseur ze precies daar heeft neergezet waar er volgens hem nog een detail ontbrak.
Op de parking laten we onze auto achter en stappen we over in een shuttlejeep die ons heelhuids dor het diepe zand tot aan de eerste stopplaats breng: Big Daddy en de Death Vlei. Big Daddy is de hoogste zandduin die er in Namibië te vinden is, en een van de hoogsten ter wereld. Maar het is toch vooral zijn prachtig rode kleur die hem bijzonder maakt. We weerstaan zonder al te veel moeite aan de verleiding om hem te beklimmen en wandelen een eind verder tot aan Death Vlei. Ee vlei is een opgedroogd meer, en dit heet ‘death’ omdat het vol dode bomen staat, die meer dan duizend jaar oud zijn.
Vandaar rijden we nog even verder met de shuttle tot Sossusvlei en Big Mommy. Bijna niemand gaat zo ver door, terwijl het daar ook prachtig is. We zijn daar dan ook zo goed als alleen. We spreken af met de chauffeur dat hij ons een half uurtje later weer oppikt. De beelden, de kleuren, …het is ronduit prachtig. Het gekke is dat de regenbuien van gisteren en de vorige dagen onmiddellijk invloed hebben op de woestijn: de bruingrijze korstmossen kleuren felgroen en geel, er schieten overal plantjes op uit het zand, waarvan sommigen schattige gele bloemetjes hebben en over de duinen ligt hier en daar een lichtgroene waas, als een donsje, waar kleine grassprietjes uitschieten. Er zit ook heel wat dierlijk leven in al dat zand, vooral kleine en ook grotere kevers die zich ingraven in het zand en als ze gestoord worden paniekerig rondhollen over de hete bodem.
Terug aan onze auto, gaan we zelf ook nog eens op stap, op zoek naar ‘Hidden Vlei’, de verborgen vlei. Even zoeken, maar na een paar km hebben we hem gevonden. Het is bevreemdend om helemaal alleen in deze duinen rond te lopen. We moeten voortdurend in het oog houden van waar we komen, want je zou heel snel je oriëntatie kwijt geraken tussen al dat zand.
We lopen intussen al een viertal uren rond in deze enorme zandbak en keren dan maar terug, opnieuw langs dezelfde 65 spectaculaire kilometers.
Na een korte koffiestop en plaspauze in Sesriem en een dik half uur hotsebotsen terug naar Le Mirage is het nog even genieten van ons bijzonder hotel. Bij de aperitief bij zonsondergang (zo mooi vandaag!) botsen we toevallig op een reisgezelschap uit Nazareth: de wereld is soms echt maar klein.
Een vijfgangenmenuutje en dan ons beddeke in, want morgen beginnen we aan onze voorlaatste etappe, helaas.
Mooie foto’s en een prachtervaring.