Whistler ligt in het hooggebergte. Er zijn pieken met eeuwige sneeuw. Toen we gisteren aankwamen, lagen die in de wolken en leek het meer op onze Ardennen. Vanmorgen lijkt het meer de Vlaamse Ardennen: je snapt het, de wolken zijn er nog en ze hangen nog lager. Bovendien regent het. Geen enkele reden om hier nog langer te blijven.
We springen in de auto en rijden richting Kamloops. Het regenen houdt gelukkig vrij snel op. Er vallen af en toe buien, maar de droge periodes hebben de overhand. Omdat er in onze gidsen niet veel te lezen valt over dit stukje Canada en omdat we niet zo’n grote reisvoorbereiders zijn, laten we ons leiden door wat we onderweg tegenkomen.
De eerste stop die we tegenkomen zijn de Nairn Falls, watervallen verstopt in de bossen op 1,5 km van de weg. Ideaal! Enthousiast beginnen we te stappen (en te klimmen en te klauteren, want de weg is een beetje ‘bumpy’). In het bos is het verschrikkelijk ‘doef’: al het vocht van de vorige dag wil nu graag verdampen, maar kan niet weg. Een beetje alsof je in een Turks bad een wandeling maakt. Hans voelt bovendien de berggeit in zichzelf naar boven komen en houdt er flink de pas in. Gelukkig bereiken we al snel de waterval, en die is echt wel indrukwekkend: niet extreem hoog, maar een enorme massa water die zich kolkend en met oorverdovend lawaai naar beneden stort.
Terug naar de auto dan maar. Het is nog net te vroeg om te picknicken (al zijn er tafels en de temperatuur wil mee en het regent niet meer), dus besluiten we om verder te rijden. Hadden we beter niet gedaan: we picknicken uiteindelijk gezellig in de auto tijdens een stortvlaag.
De weg die we volgen is prachtig. Eerst regent het nog wat, maar dat stopt al gauw en na de middag komt de zon er door. We stijgen en dalen constant: de temperatuur doet hetzelfde. Van 9° op de koudste toppen tot 27° na de middag. Tot aan Seton Lake rijden we door een soort XL versie van Zwitserland en Oostenrijk: dennenbomen, hoge toppen, eeuwige sneeuw, diepe dalen, kolkende rivieren. Het grote verschil: het volledige gebied is onbewoond. Nergens een huis te bekennen, en dat gedurende meer dan 100km.
Seton Lake zelf is een postkaartje: blauwiggroen (is dat een kleur?) water temidden de bergen. De zon schijnt, het is lekker warm en het ruikt er naar de Provence. We ontmoeten er mensen uit Edinborough die zich vriendelijk excuseren voor de Brexit.
Even verder ligt Lillooet, een indianenstadje. We stoppen er even om in het Totem Hotel een cola te drinken. En wat voor een: we waren vergeten te zeggen dat we een small wilden, en dus kregen we een kleine halve liter.
Na Lillooet verandert het landschap volkomen: van groene bergen en schuimend water komen we in een dor, roestbruin landschap terecht. Het is van een rauwe, onherbergzame schoonheid, en ook hier nauwelijks bewoond. Elke bocht brengt een ander zicht. Langs de weg zien we een Indiaanse jongen van zo’n jaar of 18 staan liften. We waren vandaag al een paar lifters voorbijgereden, dus Hans kreeg het niet over zijn hart om hem te laten staan. Het kan trouwens wel interessant zijn om eens met een ‘local’ te praten. De jongen moet ook naar Kamloops (nog anderhalf uur te gaan), maar heeft duidelijk geen enkele zin in een gesprek. Behalve yes en no komt er niks uit. Na een paar vragen geven we het op. Wat zijn wij blij als we Kamloops bereiken!
Kamloops (wat betekent: waar de twee rivieren samenkomen) is een uit de kluiten gewassen provinciestad op zijn Canadees: houten huizen, laagbouw, weinig charmes,.. Voor de mooie stadswijken moet je in Vancouver blijven! Ons hotel is ook weer een belevenis. We vinden zonder problemen het adres (er staat in koeien van letters ‘The Thompson Hotel and Conference Center’ op een bord), maar de ingang is onvindbaar. Waar is die lobby toch? Uiteindelijk stappen we een pub binnen in de straat waar een vriendelijk meisje ons de juiste ingang aanwijst. Het hotel lijkt niet groot, tot je in de gang van je kamer komt: nog nooit zo’n lange gang gezien, gewoon de volledige lengte van de straat. Wie op de foto Hans ziet staan, moet naar de oogarts: die ziet té goed.