Na een frisse nacht – we hebben zelfs een dekentje moeten bijnemen- zijn we alweer klaar voor een nieuwe dag onderweg. Het wordt een lange dag, want we moeten een behoorlijke afstand overbruggen. Bovendien is de normale weg door werkzaamheden volledig afgesloten en dus moeten we een serieuze omweg maken: in totaal wordt het een rit van zo’n 600 km, en met een gemiddelde toegelaten snelheid van 80 km per uur betekent dat heel wat uurtjes auto.
Onderweg pikken we nog Desert View (op de East Rim van de Grand Canyon) mee: een uitkijkpunt waar je aan de ene kant de Grand Canyon ziet en aan de andere kant de woestijn die zich eindeloos ver uitstrekt.
En dan begint een krankzinnige rit. De eerste pakweg 200 km rijden we door woestijn. Maar het is ongelooflijk hoeveel variatie er in een woestijnlandschap kan zitten. Had je me voordien gevraagd om een woestijn te tekenen dan zou ik een geel potlood genomen hebben en een paar duinen getekend hebben. Intussen weet ik beter: alle kleuren zijn mogelijk! Ik zag zand, stenen en bergen in het wit, beige, grijs, bruin, lichtgroen, oranje en rood. Het hoogtepunt: knalroze bergen. De begroeiing stelt niet veel voor: behalve wat struikjes en hier en daar een toef gras is er niet veel. Maar ook dat kan waanzinnig veel kleuren hebben: licht- en donkergroen, bruin, wit, knalgeel, zwart,… Je geraakt er niet op uitgekeken.
Nog een primeur: in die knalroze woestijn staat een Mc Donalds, al moet je er wel twee keer 11 mijl voor omrijden. (ik wil zelfs niet weten hoeveel km dat zijn)
Onderweg de Navajo Bridge overgewandeld. Dit was van 1927 tot 1994 de enige brug over de Colorado over een afstand van 600 mijl (ong. 1000 km). Kan tellen!
Na 250 km rijden we een bergketen over en we komen zomaar pardoes terecht in dennenwoud!? Dat dennenwoud gaat beneden de berg opnieuw over in iets wat nog het best op maquis gelijkt. Deze houdt het zo’n 150 km vol, en dan rijden we zowaar de Zwitserse Alpen binnen, maar dan wel met oranje bergen. Te gek om los te lopen, zo’n variatie.
De camping in Panguitch is klein en gezellig, het stadje typisch Amerikaans. Het heeft één groot kruispunt (en met groot bedoel ik echt groot, de straten zijn zeker 15m breed). Rode lichten en wegmarkeringen zijn niet nodig. Er hangt een rood flikkerlicht en iedereen houdt zich perfect aan de regels: je stopt, ook al zie je van kilometers ver dat er geen andere wagens zijn, en wie het eerst aankomt aan het kruispunt vertrekt ook het eerst. Daar kunnen wij, Belgische chauffeurs, nog iets van leren.
Intussen is Sander in België al een tijdje jarig. Van ’s middags krijgt hij verjaardagswensen, wat best grappig is want wij hebben nog een paar uur te gaan vooraleer het de tiende is. Hij is dit jaar dus officieel 33 uur lang jarig.